Peter van den Besselaar vertelt ons dat iedere
wijn zijn ‘drinking window’ heeft, ook wijn heeft een leven. De meeste
bewaarwijnen hebben even keldertijd nodig om beter te worden. Na verloop van
nog meer tijd gaat de kwaliteit ook weer achteruit. De periode daar tussenin is
‘het ideale drinkmoment’.
We starten deze proeverij met champagne Fallet-Gourron, blanc de blancs,
grand cru, extra brut. Met 7 jaar “sur lattes” is dit – voor mij – een héérlijke, zalvige champagne met een ongelooflijk fijne mousse.
Noël roemt de friszure aanzet, volle rijpe smaak, boenwas, peer en geen brioche.
Berry noemt: floraal, boter, mint, fijne frisse zuren en ‘lang’. Dit is
voorwaar een veelbelovende start.
We vervolgen de blindproeverij met twee – volgens Peter –
‘pastoorswijnen’. Bescheiden wijnen uit onbescheiden magnumflessen. De eerste
is château Gros Moulin, 2003, Côtes de
Bourg. Roodbruin, forse zuren, beetje rood fruit en een boerse stallucht. De tweede is château La Croix Bellevue, 1989, Lalande de Pomerol. Ook roodbruin, met oranje randje. Eleganter, een zoetje, runderfond,
cacao, tabak en mest. Door de leeftijd belegener en daardoor voor de een mooier
en voor de ander al ‘erover’. We ervaren meteen dat het ‘drinking window’ ook
persoonsgebonden is.
Het leven van Bordeaux wijn betaat uit een fase van houtrijping, botteling, fase op dronk, optimale drinkfase, gevolgd door afnemende kwaliteit en tot slot uitgeput. De tweede serie bestaat uit twee keer Lalande
de Pomerol. Beide zijn donker roodpaars van kleur. Angelique omschrijft château Ame de Musset, 2010 treffend
als kersen, kruiden, aards, mos, zuren en tannine. Een heerlijke wijn! La Fleur de Boüard, 2009, is boerser
met leer, kelder, bessen, zuren en hardere tannines.
We vervolgen met twee keer Saint Julien van
hetzelfde huis uit een geheel ander jaar. Kees zegt over château Gloria, 2012: korte neus, drop, droge tannines en stroeve
afdronk. Hans L. vindt ‘m te jong en druistig. Over château Gloria, 2001 zegt hij: mooi, zuren spelen over hele vlak
door, aardse tonen, stroef van tannines, prachtig! Voor Peter is dit één van
zijn hartediefjes.
We gaan door met gerijpte grand cru classé
1855. De château Pédesclaux, 2004, Pauillac heeft een magistrale
afdronk! Daaraan voorafgaand, volgens Just, tabak, leer en
koffie. Kees voegt daar dan yoghurt en chocolade aan toe. En terwijl Claartje
spanning mist, zegt Berry: op top, mooi fruit en mooi zacht. Hans L. vindt ‘m
misschien zelfs te rond.
De tweede is château Talbot, 1989, St. Julien. Voor Peter is ook dit een
hartedief. Duidelijk wordt dat het drinking
window voor Peter later is dan gemiddeld. Hij houdt van de tertiaire
sensaties die anderen omschrijven als bouillon, champignons, schimmel,
bosgrond. Ook Willem Jan ruikt alle elementen van een Alpenweide en nog veel
meer.
De afsluiters komen uit de Loire. Château Soucherie, 2011, Coteaux du Layon Premier Cru Chaume is goudkleurig. Paul noemt bloesem, honing, meloen en ananas. Net als ik vindt Hans L.
deze jong, vief en mooi. De tweede is veertien jaar ouder, een nu twintig jaar
oude chenin blanc. Het
is de okerkleurige château Pierre Bise,
1997, Coteaux du Layon Beaulieu. Claartje herkent meer
body, rijping, stroopsoldaatjes, honing en bloemen.
We genieten nog even na van de resterende
bodempjes en de door Paul geselecteerde kazen. En passant zegt Noël dat deze
mooie proeverij hem aan het denken zet over de volgende week door hem in te
zetten wijnen….
Verslag en proefnotities Eric Hoepelman